Ik weet niet of er een officiële index bestaat, die aangeeft hoe geordend diverse landen zijn. Maar áls die bestaat, dan staat ons kikkerlandje met stip op één. Sterker nog, deze index zou zeer waarschijnlijk zélf een Nederlandse uitvinding zijn. Samengesteld door een speciaal aangewezen commissie, na een hoop vergaderen en een jarenlange literatuurstudie. Want niets wordt hier aan het toeval overgelaten.
Onze windmolens staan strak in het gelid, net als onze bossen, onze akkers en onze waterwegen. Wie het verkeerde kleur hekje in de tuin waagt te zetten, krijgt het meteen aan de stok met de plaatselijke welstandscommissie. En werkelijk élke vierkante meter heeft een bestemmingsplan. Dat bestemmingsplan heeft dan weer een aparte inspraakprocedure. En voor die inspraakprocedure zijn er dan óók weer eigen regels, die voorschrijven waar inspraakprocedures-voor-bestemmingsplannen allemaal wel of niet aan moeten voldoen. Enzovoort, enzoverder..
Gelukkig is nog steeds niet alles platgestreken en uitgelijnd.
De laatste kleine stukjes ‘wildernis’
Er zijn nog een paar ongeordende stukjes Nederland over. Verstopte plekjes, die met een beetje fantasie, nog ‘wild’ genoemd kunnen worden. Een geheimpje. Iets wat tussen ons watersporters blijft.
Er zijn nog een paar plekjes, een geheimpje tussen ons watersporters
Rafelrandjes zijn het, niet meer. Een vluchthaventje langs de dijk, een losse steiger, een onbewoond eilandje. Soms is er wat bos, of een strandje. Maar meer ook niet. Geen WIFI. Geen ‘sanitair’. En ook geen supermarktje, waar je altijd even onwillekeurig het krantenrekje bekijkt, voor de laatste headlines.
Soms is het er druk, maar als je je momenten kiest, ben je er vaak moederziel alleen. Je kunt er voor anker, gewoon een beetje zwemmen. Of je gaat naar de kant voor een wandeling. Wie zijn eigen brandhout mee neemt, kan een kampvuurtje stoken. Vaak wordt er gebarbecued. Niet alleen op de ‘daarvoor aangewezen plaatsen’. Vaak is er niet eens sprake van ‘daarvoor aangewezen plaatsen’. Op een van deze plekjes kwam ik ooit een half gezonken scheepswrak tegen. Zonder hek eromheen. Zonder toezicht. Niet eens een bordje ‘betreden op eigen risico’. Onweerstaanbaar voor spelende kinderen, een heus piratenschip.
Sommige plekjes liggen onder de rook van de Randstad, andere wat meer afgelegen. En paar uurtjes varen, soms een dag. Als je er komt, heb je het gevoel op een onbewoond eiland te zijn. Of in ieder geval ergens heel ver weg, ver weg van de dagelijkse regelmaat.
Genieten zolang het kan
Onlangs sprak ik een medezeiler. Hij vertelde dat Rijkswaterstaat er niet blij is met dit soort plekjes. Soms is er zwerfafval, dat moet worden opgeruimd. Fikkies lopen wel eens uit de hand. Kades en steigers moeten onderhouden worden. Kortom: er zijn kosten. En dan schrikt men ineens wakker. Want als er iets is, waar men in Nederland de koude rillingen van krijgt, dan zijn het wel ‘kosten’. Bovendien zijn deze vrijplaatsen slecht voor de economie. Wie ervoor kiest aan een rafelrandje te overnachten, geeft geen geld uit in jachthavens. Geld moet rollen! Dus snel afschaffen die hap.
Rijkswaterstaat is niet blij met de laatste stukjes ‘wildernis’.
Steeds vaker wordt er voor gekozen om deze plekjes op te ruimen. Of zijn er plannen om er alsnog klinkende munt uit te slaan. Door deze plekken ‘door te ontwikkelen’ samen met ‘de diverse betrokken partijen’ tot een ‘breder toeristisch recreatief gebied’. Compleet met horeca, ‘verblijfsmogelijkheden’ en een ‘educatief bezoekerscentrum’.
Stiekem hoop ik, dat de laatste wilde plekjes in Nederland nog lang ‘wild’ mogen blijven. Maar als ik Nederland een beetje ken, ben ik er bang voor…