‘Mag’ dit? Stel dat je niet van kinds af aan in de vaaretiquettes bent opgevoed dan gaat er op het water een wondere wereld voor je open. Een jaar of tien geleden schreef Luc de Wandel (watersportjournalist) een artikel voor het Belgische magazine ‘Varen’. Deze herkenbare stoomcursus in vaaretiquettes is leerzaam én vermakelijk. Precies goed dus. Volg de stoomcursus en deel hem ook gerust met de zeiler waarvan je denkt dat hij/zij hem kan gebruiken.
“De snel groeiende populariteit van pleziervaren heeft ook nadelen. Eén daarvan is dat er veel nieuwkomers in jachthavens en op het water aan te treffen zijn. ‘Hoe meer zielen, hoe mee vreugd’ zou ook hier kunnen gelden, mochten al die absolute beginners zich ook een beetje aan de regels van de etiquette op het water houden. Etiquette? Op het water? Als u het nu in Keulen hoort donderen, dan is wat volgt verplichte lectuur.
Ik ben zelf niet zo’n etiquettefreak, want net zoals veel watersporters – van nature al een vrijheidslievend volkje – hou ik niet van regeltjes. We zijn op het water om ons te amuseren, nietwaar? Er zijn al regels genoeg aan land. Toch zijn er bij het varen en tijdens het verblijven in jachthavens veel goede gewoonten die onder de noemer ‘etiquette’ kunnen worden gecatalogeerd, en die dan meestal ook nog met veiligheid te maken hebben. Dié respecteer ik graag, en ik hoop van u het zelfde.
Au… Ankers en preekstoelen die uitsteken
Of loopt u graag in het holst van een donkere nacht met uw slaperige kop tegen een anker dat vér boven de steiger uitsteekt? Het hoeft u maar één keer te overkomen om er een levenslange ankerfobie aan over te houden, want meegeven doet zo’n stalen monster niet. Denk daar dus aan als u de volgende keer uw schuit invoegt in een box dwars op de steiger: landvasten zo beleggen dat uw anker of uw preekstoel niet over de steiger steken! Mijn arme hoofd dankt u.
Landvasten breien
Bij dat aankomen in een jachthaven, vertelt ook de manier waarop u uw landvasten belegt, veel over uw vaaropvoeding: vroeger wist iedereen dat je dat doet door je lijnen onder die van de buurman die er al ligt, door te halen. Zodat hij wegkan zonder uw landvasten te moeten losmaken. Tegenwoordig kom ik om de haverklap luitjes tegen die hun lijntjes bovenop de mijne breien. En het losse eind rollen ze niet netjes op. Nee, natuurlijk niet; dat ligt in vervaarlijke lussen te wachten op de argeloze voet die zich erin wil laten verstrikken. Levensgevaarlijk en ook niet beleefd.
Vrede bij de stroomkast
Idem dito voor de tegenwoordig onmisbare walstroomkabel: volgens de wet van die vermaledijde Murphy is die altijd net een half metertje te kort, en dus hangt hij schuin over de steiger. Het komt aan als je in die draad blijft inhaken en de steiger kust, geloof me. Zorg dus voor verlengstukken, zodat je je kabel altijd tot de juiste lengte kunt breien.
Nog zo’n toenemende ergernis in drukke havens: het tekort aan walstroomcontacten. Wat doe je dan als je aankomt, de baby moet dringend zijn papfles uit de microgolfoven en al de stekkers zitten vol? Juist: uittrekken die handel en de jouwe inpluggen. Wedden dat er binnen de kortste keren een ziedende buurman bij je boot staat, die net zijn favoriete ploeg op tv aan het aanmoedigen was? Dus: eerst netjes gaan vragen of iemand van de ‘ingeplugden’ even zonder stroom kan. Of beter nog: investeren in een duostekker, waar je gezellig met z’n tweetjes in kan en zo met één stopcontact twee boten voeden.
Ook in dat geval kan je best even vragen aan de stroompartner of hij er mee akkoord gaat, en eventueel de kosten delen als het om een stroomautomaat met muntjes of euro’s gaat. En natuurlijk de opgegeven ampèrage van de zekeringkast samen niet overschrijden.
Investeer in een duostekker, waar je gezellig met z’n tweetjes in kan en zo met één stopcontact twee boten voeden.
Stootwillen als warm welkom
Heb je bij het aankomen in de haven zo’n zalige ligplaats aan een kopsteiger of langszij een steiger gekregen? Vergeet dan niet aan de open kant van de boot stootwillen te hangen, want de kans is groot dat je buren krijgt. Je moét die trouwens toelaten om zich tegen je bootje aan te leggen, behalve als de verhoudingen helemaal zoek zijn. Een twintigtonner hoef je niet langszij te dulden als jouw notendopje met alles erop en eraan maar tweeduizend kilo haalt.
Gluren bij de buren
Als je dan buren krijgt, is het maar te hopen dat zij de etiquette kennen voor het geval ze aan wal willen. Over jouw boot klauteren moeten ze in ieder geval, maar ook daar zijn duidelijke regels voor: nooit door de kuip, en niet binnengluren. Langs de voorkant om dus, en als de schipper er om vraagt, op kousevoeten. Het kan in ieder geval geen kwaad om je legerbottines uit te doen, want wie weet slaapt de buurman al wel?
Lekker rustig
Met die bottines zijn we meteen aangeland bij een ander gevoelig punt: nachtlawaai. In Willemstad is het me ooit overkomen dat ik drie buren had, die allemaal over mijn bootje moesten. Stuk voor stuk energieke jongelui die een stapje in het nachtleven hadden gezet en die respectievelijk om 02, 03.30 en 04 uur thuiskwamen. Met het nodige gestommel en geroep. Gesellig joh!
Stil zijn is dus de boodschap in een jachthaven ’s nachts. Je mag jezelf dan een crack wanen in het kwelen van shantysongs met bijhorende accordeonbegeleiding, maar aan alle mooie liedjes komt een eind, en in principe is dat eind in een jachthaven bij zonsondergang. Dat geldt ook voor de machtige surround-sound die bij je flatscreen hoort.
Of voor het diepe gebrom van de generator op je megajacht. Rondsnorren met je lawaaierige buitenboordmotor op de dinghy is ook één van de beste manieren om in no-time onpopulair te worden in een jachthaven. En dat geldt natuurlijk evengoed voor kinderen in tenders. Geef ze zo’n stille elektromotor cadeau, iedereen gelukkig!
Kinderen in tenders. Geef ze zo’n stille elektromotor cadeau, iedereen gelukkig!
Klapperende vallen
Lawaai kan ook van de natuur komen, en dan is er weinig aan te doen. Als de wind giert en de golven bulderen, dan heb je daar weinig verhaal tegen. Wél jouw schuld is het als die gierende wind ook nog je vallen aan het klapperen brengt. Die moeten zo ver van de mast worden afgehouden dat ze niet kunnen meespelen in het stormorkest. Ook als je weggaat en de boot onbeheerd achterlaat. Ik ben het beu om in het holst van de nacht in pyjama en op blote voeten op vreemde boten rond te stommelen om vallen vast te maken. Volgende keer kost dat een citroenwitte.
Vlagetiquettes
Je vlag, die flappert ’s nachts natuurlijk nooit. Iedere rechtgeaarde pleziervaarder weet immers dat de natievlag bij zonsondergang moet worden binnengehaald.Waarmee we bij ‘vlagetiquette’ zijn beland. Daar zijn al complete boeken over geschreven en de auteurs daarvan spreken mekaar soms ook nog tegen, dus beperken we ons hier tot de voornaamste basisregels.
Het basisprincipe is simpel: er zijn maar twee vlaggen toegelaten op een jacht: de natievlag achteraan op het hek– bij een kitsgetuigd jacht hoort die vlag boven in de bezaansmast – en de ‘beleefdheidsvlag’ van het vreemd land waar je op bezoek bent net onder de stuurboordzaling. Onder de bakboordzaling hoort niks, met uitzondering van een eventuele club- of eigenaarsvlag. Als is de juiste plaats voor de clubvlag eigenlijk helemaal in het topje van de hoogste mast. ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’ schreef Goethe al, en dat geldt vooral voor vlaggen op boten. Pavoiseren mag dus alleen bij uitzonderlijke gelegenheden, en reclamevlaggen zijn helemaal uit den boze. Seinvlaggen zijn natuurlijk wél een must, bijvoorbeeld als je een duiker onder water hebt. Vergeet vooral niet de natievlag binnen te halen als je de boot verlaat: ten eerste verslijt ze zo veel minder snel en ten tweede mag er geen vlag hangen als er niemand aan boord is. Tenzij je ze natuurlijk wilt laten hangen om dieven te overtuigen dat de boot bemand is… dan moet etiquette al eens wijken.
De sluis: daar waar etiquettes het onderspit delven
Waar de etiquette meestal ook het onderspit delft, is in volle seizoen aan sluizen. U kent dat wel, zo’n sluis waar 50 boten in kunnen, en waar er 100 liggen aan te schuiven. In principe geldt natuurlijk: wie eerst komt, eerst maalt. Letterlijk, in dit geval. Mooi principe, maar o zo zelden gerespecteerd. Iedereen kent wel de schipper die met zijn jacht net komt aangevaren als de sluisdeur opengaat en dan maar doodgemoedereerd verder binnen vaart, zonder een uurtje aan te schuiven, zoals de rest voor hem heeft gedaan. In zulke gevallen kan een goede oude lynchpartij mijn goedkeuring wegdragen. Kielhalen is ook geschikt.
Iedereen kent wel de schipper die met zijn jacht net komt aangevaren als de sluisdeur opengaat en dan maar doodgemoedereerd verder binnen vaart, zonder een uurtje aan te schuiven, zoals de rest voor hem heeft gedaan. In zulke gevallen kan een goede oude lynchpartij mijn goedkeuring wegdragen.
Hang altijd aan beide kanten stootwillen als je een sluis binnenvaart. Met fenders kan heel nauw aansluiten geen kwaad. Grote ‘gaten’ laten in een sluis wil zeggen dat er minder boten in kunnen. En dat is heel egoïstisch. Aan de meeste Nederlandse sluizen hangen bordjes met hoe het zou moeten aan de wachtsteiger: eerst een rijtje van drie of vier dik maken, en dan pas de volgende rij beginnen. Zo komt iedereen eerlijk op zijn beurt weg. Ook hier hang je dus spontaan stootwillen aan de open kant als je gastvrij en correct wilt zijn.
Haastige hekgolven
Drukte is meestal funest voor de beleefdheid. Dat merk je al direct als je een zomerse haven aandoet: sommigen halen werkelijk àlles uit hun motor om toch maar die laatste vrije box in te palmen. Dat iedereen die er al zalig ligt door de hekgolf dan zijn pilsje van het dek kan lebberen, moet je er volgens de haastige schipper maar bij nemen.
14 in een rij
Geen box vrij? Dan moet het langszij bij mekaar. Vier, vijf rijen dik. (in Guernsey heb ik tot nog toe het record meegemaakt: 14 dik, en toen kwam er een vliegende storm). Geen probleem, als ook hier de regels van landvasten beleggen gerespecteerd worden. Dat wil zeggen: vanaf meer dan twee boten ook lijnen naar de wal leggen, zodat de hele rij boten niet begint te zwaaien als het begint te waaien.
Dat wil zeggen: vanaf meer dan twee boten ook lijnen naar de wal leggen, zodat de hele rij boten niet begint te zwaaien als het begint te waaien.
En wil die ‘kantligger’ om 6 uur ’s morgens weg? Dat is zijn goed recht; allemaal uit de veren en losgooien. Het is natuurlijk ook wel beleefd als die vroege vogel iedereen de avond ervoor even verwittigt. Dan kan je ook vroeg afnokken. En natuurlijk vraag je ook zelf, als late aankomer, aan de buurman wanneer hij wil vertrekken. Dat iedereen een handje toesteekt als zo’n vertrekker zich tussen de rijen boten moet doorwurmen, spreekt vanzelf. Net zoals je klaar staat om te helpen als er een boot bij zwaar weer komt aangevaren en in een box moet manoeuvreren. Vraag eerst wel even of de schipper hulp wenst, want sommige ervaren rotten kunnen zo goed met hun schuit overweg, dat ze liefst hebben dat al dat goedbedoeld getrek en gesleur aan hun voorpiek achterwege blijft.
Meeuwen lokken
Als je dan zo’n mooi plaatsje hebt bemachtigd kan de verleiding groot zijn om de meeuwen wat te voederen vanuit de kuip. Romantisch! Maar ook smerig, want al aan- en afvliegend laten die beestjes van alles vallen. Een manier om gegarandeerd heibel met je bootburen te krijgen dus.
Vraag raak!
Waarmee we meteen bij dé gouden raad voor beginners zijn beland: vraag het! Je maakt je nooit belachelijk door raad te vragen, want zoals geweten zijn er geen domme vragen. Vraag hulp, vraag raad en leer vliegensvlug bij.
Als je niet weet wat een ‘Dukdalf’ is, vraag het dan. Dan maak je niet de fout die uw dienaar maakte toen hij nog maar een weekje zijn bootje had, en enthousiast aan een gesprek op de steiger wou deelnemen waarbij iemand stond te verhalen over ‘een jacht dat met de dukdalf in aanvaring was gekomen’. Toen ik vroeg ‘wie van de twee er in fout was’, keek iedereen meewarig naar die neofiet op het water, die dacht dat Dukdalf de naam van een boot was. Voor nieuwkomers: dukdalf is de verbasterde uitspraak van het Franse ‘Duc d’Alve’ – de Hertog van Alva – en staat voor zo’n stevige paal in het water. Als je er tegenaan wilt varen, doe het dan zachtjes. “No speed, no damage”, zo herinner ik me de wijze woorden van een vaarinstructeur.
Dat geldt ook bij het passeren van andere schepen op het water: een zeilbootje dat met weinig wind toch nog wat vaart probeert te maken, vlam je met je megajacht best niet op een paar meter voorbij. Even inhouden of er met een grote boog omheen varen is veel beter voor je imago.
Dat imago zal je ook dankbaar zijn als je in de jachthaven geen grote dotten gas geeft als je niet zeker bent waar je boot dan naartoe gaat. In paniek met stootwillen rondstormende buren is wel het laatste wat je als verwelkoming in je nieuwe buitenverblijf wilt krijgen. Je moet er nu eenmaal nog een tijd mee verder, met die buren. Maar ook als de buren maar tijdelijk zijn, is wat beleefdheid nooit weg: als je voor anker gaat, gooi dan het anker niet vlak bij een andere boot uit. Misschien liggen de eigenaars daar nu juist te hopen op wat privacy. En als de stroming keert, dreigen de ankerlijnen in de war te raken.
Moeten en mogen
Goed uitkijken is ook etiquette. Zie je een lijnvisser langs de wal staan, houd dan wat afstand. Zo’n klomp lood tegen je kop maakt trouwens diepe putten. Dat geldt natuurlijk evengoed voor vissers: ga niet staan waar je pertinent wéét dat er bootjes vlakbij moeten passeren, bijvoorbeeld aan de inkom van een sluis of een jachthaven. En op het water geldt nog meer: ga niet voor anker midden in een vaargeul, ook al zit daar net het meeste vis. Het is bovendien meestal verboden. Even verboden als een zeilboot die op zeil én motor vaart, en verzuimt het dagmerk ‘kegel’ te hijsen. Een overtreding, en een bedrieglijke bovendien, want je dwingt voorrang af die je niet verdient. Kwestie van respect voor je collega-zeilers. Eveneens een kwestie van respect, maar dan voor jezelf, is je stootwillen binnenhalen terwijl je vaart. Ze buitenboord laten hangen is niet alleen geen zicht, het typeert je ook dadelijk als ‘luie donder’, tenzij je natuurlijk helemaal alleen bent en bij zwaar weer niet in het gangboord durft.
De regels van de etiquette màg je volgen, niemand verplicht je ertoe. Maar met de sterk toegenomen activiteit op het water blijft het voor iedereen veel gezelliger als we er wat op letten.
Waarmee we zijn aanbeland in de grijze zone tussen etiquette en vaarregels. Vaarregels moét je respecteren, op straffe van boete. De regels van de etiquette màg je volgen, niemand verplicht je ertoe. Maar met de sterk toegenomen activiteit op het water blijft het voor iedereen veel gezelliger als we er wat op letten.”