Ik schrik wakker van een oorverdovende klap. Tonnen water komen door de kajuitingang naar binnen. Het water in de kajuit golft heftig heen en weer van boeg naar achtersteven. Ik kan de chaos die ik zie nauwelijks bevatten….
Jim en Joy zijn bezig met hun laatste oversteek. Nog 150 mijl, dan sluiten ze het prachtige boek van hun wereldomzeiling. Samen met hun prachtige 46-voeter KELAERIN konden ze telkens alles aan. Gepokt en gemazeld zijn ze. En toch gaat het op 16 juni 2018 helemaal mis.
Onder deze korte video van een nieuwszender van Hawaii lees je het letterlijke verslag van de eigenaars van SY KELAERIN. Het verhaal is eerder deze week gepubliceerd op o.a. Sailing Anarchy. Voor de toegankelijheid hebben we het zo goed mogelijk vertaald.
Het koppel aan boord was erg ervaren. De boot was goed gebouwd en goed uitgerust. Ze publiceren hun verhaal omdat ze graag willen dat andere zeilers hier hun eigen lessen uittrekken. Ook op een laatste oversteek, met 17 jaar ervaring en een goed uitgerust schip kan het misgaan.
Het verhaal door de eigenaars:
Bron: Sailing Anarchy Vertaald en hier en daar enigzins samengevat door Sailspecials. Lees hier het letterlijke verhaal in het engels
Al maanden lang stelde ik het me voor: de aankomst na onze wereldomzeiling. De haven in met de gastenvlaggetjes van de meer dan 50 bezochte landen aan onze kotterstag. Onze dochters die ons al zwaaiend zouden opwachten. Feest vieren met champagne en M&M’s. Proosten op onze levensdroom die nu echt in vervulling was gegaan.
Maar het liep helemaal anders…
We vertrokken vanuit Oahu, Hawaii op 26 mei 2018. Na weken van afwachten hoe het hogedrukgebied zich ontwikkelde in de Noordelijke Pacific voelde we dat we veilig konden vertrekken en redelijk weer konden verwachten. Het zou onze laatste trip zijn van 21 tot 28 dagen naar Bellingham, Washington.
Het begon met wat ruige condities ten westen van het hogedrukgebied, maar dat was naar verwachting. Oncomfortabel, maar niet gevaarlijk. Later konden we een mooie noord oostelijke koers volgen recht op Cape Flattery af. Onze Kelaerin liep gemiddeld 5 knopen en had er zin in. Als een paard wat de stal rook. Het ging fantastisch.
Op de avond van 15 juni downloadde Jim een grib file en kwam er ontmoedigt de kuip mee binnenstappen. De wind zou inzakken en variabel worden. We moesten ons voorbereiden op spinnakeren en veel motoren en konden de voortgang wel vergeten.
Maar niets bleek minder waar. Plotseling kwamen er grote veranderingen in de voorspellingen. De wind zou aantrekken naar 21 tot 26 knopen uit het noordwesten en dit zou zelfs aanhouden tot onze aankomst. Condities die, hoewel oncomfortabel, ons in elk geval niet zouden weerhouden van een lekkere gang.
Op 16 juni nam de wind gedurende de dag langzaam toe. Toen de avond viel was de wind zelfs al aangetrokken tot meer dan 30 knopen. Golven bouwden zich op. Kelaerin zeilde nog goed, maar we konden onze directe koers naar onze bestemming wel vergeten. De zee bouwde zich verder op tot golven van 4 a 5 meter en onze koers wijzigde naar het zuiden. We liepen weg met de golven, evenwijdig aan de kust, steeds verder weg van onze bestemming. Woester en woester werden de omstandigheden. Zonder nog maar een puntje zeil te voeren surfte we met 5 knopen van de golven die zich opgebouwd hadden tot ik schat 9 meter. We spraken wachten af van 1 uur.
Om half drie ’s nachts ging ik even de kooi in in de achterkajuit voor een kort slaapje en wat op te warmen. Om half vier schrok ik wakker van een enorme knal.
Ik zat tegen het plafond en er kwamen tonnen water door de kajuitingang. Het lawaai in de boot was oorverdovend. Ik slaagde er met enige moeite in om me uit de kooi te slingeren en toen ik mijn voeten op de grond zette, stond ik tot mijn enkels in het water. Het water in de kajuit golfde heftig heen en weer en van boeg naar achtersteven. Ik kon de chaos die ik zag nauwelijks bevatten. Jim riep me vanuit de kuip en ik antwoordde hem en zei hem dat ik niet uit de achterkajuit kon komen. 1 van de duikflessen was uit de houder gevlogen en ook de trap voor de ingang van de achterkajuit barricadeerde de doorgang. Met moeite lukte het me om de in de kajuit te komen. Het zicht was zo gruwelijk dat ik het nauwelijks kon bevatten. Bijna alle kastdeuren waren open of kapot en de kastjes zelf waren leeg, de inhoud golfde heen en weer over de vloer van de kajuit. De vloerluiken waren weg – ze waren altijd zo lastig om te openen met die trekringen – en de watertanks zelf waren zichtbaar. Planken en kastdeurtjes, alles was vervormd of gebroken. Het kon gewoon niet waar zijn dat mijn mooie boot, die we 27 jaar hadden en zo liefdevol onderhouden was, er nu zo uit kon zien.
Ik liep naar de ingang van de hoofdkajuit en zag Jim buiten aan het stuurwiel staan. Bloed bedekte de helft van zijn gezicht. Hij leek geschrokken maar stuurde tegelijk erg geconcentreerd een enorme golf af. Ook dit was een beeld waar ik erg van schrok. Ik keek naar een open hemel waar eerst een volledige buiskap had gezeten. Ik vroeg: “Waar is de buiskap? Jim: “Het is allemaal weg.”
Hij vroeg me om via de marifoon een MAYDAY-oproep uit te voeren. Het voelde vreemd om dit te doen, en ik aarzelde zelfs een paar seconden, omdat ik me lastig kon voorstellen dat ik nog eens deze oproep zou moeten doen. We zeilden sinds 1978 en nooit was dit nodig geweest. Er kwam geen antwoord.
Jim vroeg me het roer over te nemen en ging de kajuit in om te controleren of er nog meer schade was en of we water maakte. Terwijl ik achter het stuurwiel stond was het zaak de achtersteven goed op de golven houden. Ik concentreerde me op het sturen tot ik op een bepaald moment naar voren keek. De bijboot was weg. De handrailing waar we de boot aan hadden vastgesjord waren gebroken als twijgjes.
Toen besefte ik me dat er nog iets miste … het reddingsvlot. Ik leunde naar voren om te zien of het misschien was bedekt door het grootzeil, maar het was er niet meer. Het zat altijd vast aan een roestvrijstalen vlothouder dat net voor de buiskap zat vastgeschroefd aan dek. Een deel van het teak op het kajuitdak was afgebroken. Dat was waarschijnlijk het stuk wat Jim geraakt had in zijn gezicht. Het grootzeil was losgeraakt en op sommige plekken gescheurd. Ik telde alles schade op in mijn hoofd en ongelofelijk maar waar begon alle kosten voor herbouw alvast op te tellen. Nooit gedacht dat we aan het einde van onze wereldreis onze boot nog zouden moeten herbouwen.
Jim verscheen in de kajuitingang en riep dat de SSB-radio kapot was. De twee marifoons stonden aan, maar omdat niemand onze MAYDAYS beantwoordde, hadden we weinig hoop dat we ergens gehoord werden. Jim was er vrij zeker van dat we geen water meer maakten. Het was bijna twee uur geleden dat de golf ons om had gegooid en we vertoonden allebei verschijnselen van onderkoeling. Jim zei dat mijn lippen blauw werden en het bloed dat op zijn gezicht zat was vastgekoekt en hij zag er afschuwelijk uit. Het ging ok met sturen, maar af en toe brak er een grotere golf bij me in de buurt en begonnen we te kapseizen. Ik hing aan het stuurwiel met mijn volle gewicht en schreeuwde het af en toe uit.
We waren in een erg gevaarlijke situatie beland nu, zonder communicatie mogelijkheden en zonder manier om een weerbericht te ontvangen. Niemand beantwoordde onze MAYDAY-oproepen. De boot was ernstig beschadigd, we hadden tonnen water in de kajuit en geen reddingsvlot.
Jim constateerde dat we op de kop hadden gelegen. Toen de golf toesloeg, droeg hij zijn reddingsvest maar geen lifeline.. Jim heeft gelukkig goede reflexen en zei dat hij met zijn volle gewicht aan het stuurwiel was blijven hangen. Achteraf denken we niet dat de lifeline zou hebben geholpen om dat we zagen hoe andere dingen van de boot waren gerukt. Inspectie toonde aan dat het voetstuk van de stuurinstallatie aan de basis was gebroken. Het was een geluk dat we op dit moment uberhaupt nog konden sturen. Toen hij het kaartentafel deksel optilde, zat er niets meer in, behalve een eenzaam blikje tonijn. Niets was droog, de kachel was kapot en de watertanks waren waarschijnlijk door de ventilatieopeningen bevuild. De motor zelf werkte misschien nog, maar de startmotor was zeker kapot onder al het water.
We hadden 4 elektrische bilgepompen, één was een pomp met grote capaciteit. Alle vier waren ze verstopt geraakt van al het vuil. Het papier van boeken veranderde in pap door al het geklots waardoor de pompen vastliepen. En in deze omstandigheden konden we de handpomp niet gebruiken, zeker niet met de hoeveelheid water die we aan boord hadden. Terwijl Jim deze situatie voor me beschreef, bleef ik kijken naar de plek waar het reddingsvlot had vastgezeten. Toen leek de realiteit van onze situatie voor ons beiden pas echt duidelijk. Ik zei: “Ik denk dat we de EPIRB moeten activeren” en hij stemde daarmee in. Hij haalde hem uit de houder en drukte op de knop.
We wisten niet zeker of iemand ons zou kunnen bereiken of horen. We hadden de EPIRB om de paar jaar naar behoren geregistreerd en voorzien van nieuwe batterijen. Jim had oude vrienden van hem gevraagd of ze contactpersonen wilden zijn. Ed was een HAM-radio-operator en Richard was een sleepbootkapitein. Beide jongens hadden bijna dagelijks contact met Jim via Winlink en Jim rapporteerde aan hen altijd onze positie en de zeecondities . Na activering van de EPIRB nam de Kustwacht inderdaad onmiddellijk contact op met Ed en Richard om te verifiëren of we inderdaad in de problemen waren en zij rapporteerden de Kustwacht onze positie van de avond ervoor, onze koers, onze bestemming en dat we ruwe omstandigheden hadden gemeld. Toen gingen de Kustwacht over tot actie.
Bijna 4 uur later, toen ik achter het stuur zat, hoorde ik dat de kustwacht ons op de oude VHF-radio in de achterkajuit opbelde. Ik reikte naar binnen om te antwoorden: “Dit is Kelaerin” en voelde meteen dat we deze beproeving alsnog zouden overleven. Ze kwamen van de basis in Warrenton, Oregon. Ze zeiden dat ze 20 minuten bij ons vandaan waren. Ik vertelde hen dat de kaartplotter nog steeds, ongelooflijk maar waar, functioneerde en dat ik ze onze exacte positie kon geven, wat ik ook deed. Ze vertelden me dat ze bij hun aankomst maar een paar minuten zouden hebben en we een beslissing moesten nemen: ze konden ons een grote pomp geven en we zouden er vervolgens alleen voor staan of ze konden ons van de boot halen. Ik keek naar Jim en vroeg: “Welke?” En hij antwoordde, “de pomp”. Op dat moment zag ik me niet in dat we Kelaerin zouden moeten verlaten. De piloot meldde terug dat we daar wel over na moesten denken en onze bezittingen moesten verzamelen die we graag mee wilden nemen.
Jim stuurde een poosje terwijl ik van kleding wisselde (een paar dingen waren nog steeds droog) en ik ging over de boot om harde schijven, camera’s, te verzamelen. Ik had een kleine droge zak en propte alles erin wat erin kon. De kustwacht bleef me bellen om me te vragen naar onze positie zodat ze ons konden lokaliseren. Ik vroeg ik me af of ze ons op tijd zouden vinden, maar uiteindelijk zag ik ze aankomen. Ze vertelden me dat ze een zwemmer zouden laten vallen, dus ik zei ze dat we de zwemtrap zouden laten zakken en dat Jim een zware lijn zou laten uitbrengen zodat de zwemmer hem kon pakken.
Ik vroeg of ze de zwemmer aan de bakboordzijde van de boot konden laten vallen, omdat het grootzeil mijn zicht aan de stuurboordzijde blokkeerde. Maar de helikopter zakte naar beneden, aan de stuurboordzijde en de zwemmer sprong al. Voor ik het wist stond de zwemmer met Jim op de achtersteven. Ik wachtte op de pomp en keek naar de zwemmer van de kustwacht die naar de kuip kwam. Hij vertelde dat we van de boot gingen. “Nee” zei ik. “We blijven op de boot, we hebben alleen de pomp nodig.” Daar stond Jim achter hem en viel hem bij: “Schat, we gaan.” Ik kon het niet geloven. Het was ondenkbaar dat we ooit de boot zouden verlaten. Ik voelde nog steeds dat hoewel we hier in ernstige problemen verkeerde, we Kelaerin konden redden. Hoe konden we haar verlaten, na bijna 70.000 mijl cruisen in 27 jaar met nog 150 mijl te gaan? Maar Jim had altijd gezegd dat hij de boot niet zou verlaten, tenzij hij in een reddingsvlot moest stappen. Dus toen hij de verklaring van de zwemmer van de Kustwacht bevestigde, met al zijn ervaring op zee, wist ik dat deze strijd nu echt voorbij was. De zee had gewonnen.
Vanaf dat moment kwam alles in een stroomversnelling. De zwemmer van de kustwacht zei dat ik nog een minuut had om mijn laatste spullen te verzamelen. Dat was het moment waarop het gezonde verstand me verliet en de domheid het overnam. Omdat we helemaal niet van plan waren de boot te verlaten, was ik helemaal niet goed voorbereid. Ik rende naar beneden, pakte de laptop, mijn ‘roze boek’ met al onze persoonlijke en belangrijke informatie erin, mijn droge tas en de rode koelbox. De man van de Kustwacht had het stuurwiel overgenomen en hij bleef maar zeggen dat ik snel moest zijn: “Go, go, go” riep hij.
Ik rende terug naar de achterkajuit (dit was het moment dat ik gekke dingen ging doen) om wat sieraden op te halen. Later kon ik niet geloven dat ik dat had gedaan, omdat het kostbare tijd kostte waarmee ik belangrijkere dingen had kunnen veilig stellen. Ik gooide de kruk weg voor mijn onderarm die ik nodig had met lopen en hij vertelde me dat er nu geen tijd meer was en dat ik terug moest naar de achtersteven van de boot. Ik vroeg: “hoe zit het met mijn laptop en de rode koelbox?” Hij zei dat het goed zou komen en drong aan op te schieten. Jim greep de rode koelbox, gooide hem naar de achtersteven waar hij buiten mijn bereik bleef liggen. Ik zei opnieuw: “Ik heb het nodig” en de man van de Kustwacht bevestigde opnieuw dat het OK zou zijn.
Hij riep dat we onze reddingsvesten moeten activeren en moesten springen. WAT!!!! Natuurlijk was dat het enige wat ik moest doen, maar ik aarzelde toen ik naar de gigantische golf keek en zei: “Daar spring ik niet in”. Hij riep zei: ‘GA’, Jim zei ‘SPRING’ en daar was ik in het water. Jim zei later dat hij me nog nooit zo snel had zien zwemmen. Het enige wat ik wilde was naar die mand die werd neergelaten vanuit de helikopter. Daar in zitten voordat een monstergolf me naar beneden zou laten vallen en ik misschien nooit meer boven zou komen.
In de mand stappen was makkelijk, ik rolde me naar binnen en even later zat ik al in de helikopter. De mand ging weer omlaag voor Jim en ook hij werd geholpen in de helikopter. Toen kwam de zwemmer naar binnen. Ik hoopte nog dat ik de laptop en de rode koelbox zou zien, maar die was er natuurlijk niet. Ik wist dat het er niet zou zijn. De deuren sloten zich en we begonnen te vliegen. Ik moest mezelf tegenhouden om niet te schreeuwen dat ik terug wilde. Het was het moeilijkste moment van zowel Jim’s als mijn leven toen we Kelaerin door het raam konden zien en we ons beide realiseerden dat ze waarschijnlijk voor altijd verloren was en dat we op de een of andere manier gefaald hadden terwijl ze al zoveel jaren zo goed voor ons was geweest.
De vlucht terug duurde meer dan een uur. Ik was verbaasd over hoe professioneel en goed opgeleid deze jongens waren. De zwemmer had de lijn achter de boot moeten pakken en naar de zwemtrap lopen terwijl we 5 knopen vaart hadden en hij deed het in slechts enkele seconden. Het was zijn taak om ons in korte tijd van de boot te krijgen en kreeg Jim zelfs zelf zover de beslissing te nemen om Kelaerin te verlaten. Hij was niet wreed of onpersoonlijk toen hij me opdroeg te vertrekken. Hij had de volledige leiding en was getraind om deze situatie af te ronden.
Toen we op het punt stonden te landen, hoorde Jim de piloot met het grondpersoneel overleggen dat ze op een andere locatie in Astoria zouden landen omdat ze nog maar één minuut brandstof hadden. EEN MINUUT !!! Toen we de helicopter verlieten, omhelsde ik de vier mannen van de Kustwacht, en Jim schudde hun handen. De piloten kwamen naar buiten met een grote glimlach op hun gezicht …,een succesvolle redding. Ze me dat ik best koeltjes was gebleven op de radio en dat dat hen erg geholpen had. Godzijdank heb ik iets goed gedaan. Medisch personeel stonden ons op te wachten en ik realiseerde me dat we helemaal geen ID hadden, we drijfnat waren en geen schoenen hadden.
Mijn kleine drybag bevatte onze telefoon en zat vol met water. Ongelooflijk maar waar werkte hij nog en kon ik onze dochters bellen. Onze dochter, Kelly, woonde in Portland, liet alles vallen en kwam naar Astoria om ons op te halen. Onze andere dochter, Erin, was op bezoek bij vrienden in Missoula en boekte direct een vlucht naar Portland. Ze waren geweldig voor ons, kochten kleren voor ons en een computer totdat we nieuwe creditcards opgestuurd kregen.
Ik deel dit verhaal in de hoop dat het iemand anders helpt bij de voorbereiding van zijn reis en om te realiseren dat tijdens een overtocht werkelijk alles kan gebeuren.
Onze grootste fout die we hadden kunnen vermijden, was dat we niet al onze primaire persoonlijke spullen in een grabbag hadden gestopt. Ik kan mezelf voor mijn hoofd slaan dat we ID’s, paspoorten, contant geld, harde schijven en dingen als juwelen niet gewoon in een tas klaar hadden staan.
Wat al het andere betreft: het is een onvoorstelbaar verlies. Alle foto’s die we in de loop der jaren hebben gemaakt, stonden op een harde schijf. Ik had er wel eerder over nagedacht om ze in de cloud op te slaan, maar deed dat niet. Al onze logboeken stonden op harde schijven en computers, maar we konden ze niet op tijd meepakken. We zullen voor bijna alles van de afgelopen 17 jaar cruisen moeten vertrouwen op het geheugen en dat zal, op 70-jarige leeftijd, nog een hele uitdaging worden.